In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van betrokkene, die sinds 1 januari 2006 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De zaak betreft de schending van de inlichtingenverplichting door betrokkene, die geen melding heeft gemaakt van de tenaamstelling van een auto, een Opel Insignia, die op zijn naam stond. De sociale recherche van de gemeente Enschede heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, nadat was geconstateerd dat betrokkene een voertuig op zijn naam had staan. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft op basis van de onderzoeksresultaten besloten de bijstand van betrokkene met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet de eigenaar van de auto was en dat hij niet had hoeven melden dat de auto op zijn naam stond. De Raad heeft geoordeeld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto niet tot zijn vermogen behoorde en dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Tevens is de boete die aan betrokkene was opgelegd, bevestigd, maar verlaagd. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep.