ECLI:NL:CRVB:2020:3402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichtingen tot arbeidsinschakeling en gevolgen van niet-nakoming in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had een aanvraag om bijstand ingediend op 1 september 2016, maar is niet verschenen op verschillende oproepen voor gesprekken over haar arbeidsmogelijkheden. Het college heeft daarop maatregelen opgelegd, waarbij de bijstand van appellante werd verlaagd. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet op de oproepen was ingelicht en dat zij om persoonlijke redenen niet kon verschijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante op grond van de Participatiewet verplicht was om mee te werken aan het onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht de maatregelen heeft opgelegd, omdat appellante zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de afspraken. De beroepsgronden van appellante, waaronder het ontbreken van verwijtbaarheid en de bijzondere omstandigheden van haar situatie, zijn door de Raad verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.