ECLI:NL:CRVB:2020:3388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen sinds 13 oktober 2012 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Appellant werkte bij een broodjeszaak op basis van een nul-urencontract en leverde maandelijks zijn salarisspecificaties in. Echter, er kwam een anonieme tip binnen dat appellant meer uren werkte dan hij had opgegeven. Hierop heeft de gemeente een controle uitgevoerd, waarbij appellant werd aangetroffen en werkroosters werden verzameld. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen.
De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag boden voor de beslissing van het college. Appellanten voerden aan dat zij de inlichtingenverplichting niet hadden geschonden en dat de meldingen van de anonieme tipgever onjuist waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de verklaringen van appellant en de discrepanties tussen de salarisspecificaties en de werkroosters niet voldoende waren om de rechtmatigheid van de bijstand vast te stellen. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de kosten had teruggevorderd.