ECLI:NL:CRVB:2018:3131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onvoldoende informatie over gewerkte uren en loon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant ontving vanaf 1 februari 2012 bijstand op basis van de Participatiewet, maar had daarnaast ook inkomen uit arbeid. In het kader van een heronderzoek werd appellant verzocht om gegevens over zijn gewerkte uren en loon, maar hij heeft niet alle gevraagde informatie verstrekt. Het college heeft daarop zijn bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar zijn bezwaren zijn ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat de motivering van het college gebrekkig was en heeft het college in de gelegenheid gesteld het besluit te herstellen. Het college heeft vervolgens het besluit ingetrokken en de datum van intrekking gewijzigd. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze besluiten gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad concludeert dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over het aantal gewerkte uren en het ontvangen loon, waardoor het college terecht heeft besloten tot intrekking van de bijstand.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen aanwijzingen dat appellant meer loon heeft ontvangen dan op de loonstroken staat vermeld, maar de onduidelijkheid over de gewerkte uren maakt het onmogelijk om het inkomen van appellant vast te stellen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.