In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant, die niet is verschenen op oproepen voor gesprekken met het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en werd uitgenodigd voor een gesprek om inlichtingen te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie. Na een melding dat appellant mogelijk niet op het opgegeven adres woonde, heeft het college hem op 16 januari 2017 uitgenodigd voor een gesprek op 18 januari 2017. Appellant verscheen echter niet op deze afspraak, wat leidde tot opschorting van zijn bijstandsrecht. Het college bood appellant de mogelijkheid om het verzuim te herstellen door op 20 januari 2017 opnieuw te verschijnen, maar ook deze afspraak werd niet nagekomen. Uiteindelijk heeft het college de bijstand van appellant ingetrokken met terugwerkende kracht tot 18 januari 2017, omdat hij het verzuim niet had hersteld.
Appellant heeft in beroep en hoger beroep aangevoerd dat de hersteltermijn van twee dagen te kort was, vooral omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was. De rechtbank en de Centrale Raad van Beroep hebben echter geoordeeld dat de termijn niet onredelijk kort was en dat appellant voldoende gelegenheid had om contact op te nemen met het college of hulp te zoeken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken, omdat appellant niet had voldaan aan de oproepen en niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te reageren. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd op 18 februari 2020 openbaar uitgesproken.