ECLI:NL:CRVB:2020:3334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek in sociale zekerheidszaak niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 februari 2018. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 23 december 2011, waarin verzoekster geen uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet werd toegekend. Het bezwaar dat verzoekster tegen dit besluit indiende, werd op 15 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft in eerdere uitspraken het beroep tegen deze besluiten ongegrond verklaard en de Raad heeft deze uitspraken in latere procedures bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek meer dan een jaar na de datum van de uitspraak waarvan herziening werd verzocht, is ingediend. De Raad benadrukt dat van een verzoeker om herziening verwacht mag worden dat deze niet onredelijk lang wacht met het indienen van een verzoek. In dit geval zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden (nova) gesteld die de herziening zouden rechtvaardigen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier E.M. Welling, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2020.