ECLI:NL:CRVB:2016:1078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
14/7177 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake de Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, op 30 december 2014 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2014. Dit verzoek volgde op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 23 december 2011, waarin verzoekster een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet werd geweigerd. Het bezwaar dat verzoekster tegen dit besluit had ingediend, werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit van de Svb niet-ontvankelijk.

Tijdens de zitting op 12 februari 2016 was verzoekster niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Oudenes. Verzoekster voerde aan dat zij zich in een slechte financiële situatie bevond, maar de Raad oordeelde dat dit geen nieuw feit of omstandigheid was in de zin van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om onjuistheden in de feiten te corrigeren.

De Raad concludeerde dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door voorzitter E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier V. van Rij, en werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.

Uitspraak

14/7177 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 november 2014, 13/4936 ANW
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 25 maart 2016
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij een op 30 december 2014 door de Raad ontvangen brief verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3967.
De Svb heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2016. Verzoekster is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 23 december 2011 heeft de Svb geweigerd verzoekster een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet toe te kennen. Het door verzoekster tegen dat besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit van 15 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 25 juli 2013, 12/3627 heeft de rechtbank Amsterdam het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 28 november 2014, waarvan nu herziening wordt gevraagd, heeft de Raad deze uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van 15 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.
Van degene die om herziening van een uitspraak vraagt, mag volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan één jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
2.3.
In het onderhavige geval is het verzoek om herziening niet als onredelijk laat aan te merken.
2.4.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek naar voren gebracht dat zij zich in een slechte financiële situatie bevindt.
2.5.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 8 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4412) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden.
2.6.
Wat verzoekster heeft aangevoerd is geen nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:119 van de Awb, zoals vermeld onder 2.1, nu zij deze grond ook naar voren heeft gebracht in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan om herziening wordt verzocht.
2.7.
Uit 2.1 tot en met 2.6 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2016.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) V. van Rij

TM

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de V. van Rij en qualité de greffier, ansi que prononcé en public, le 25 mars 2016.