Uitspraak
18.4745 WIA, 19/54 WIA
OVERWEGINGEN
Het oordeel en de overwegingen van de rechtbank dat de (verzekerings)artsen afdoende rekening hebben gehouden met de polsklachten van appellante worden eveneens onderschreven. In hoger beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep desgevraagd in een nader rapport van 24 augustus 2020 toegelicht dat bij het medisch onderzoek door de primaire arts op 9 november 2016 geen bewegingsbeperkingen aan de pols zijn gezien, behoudens een lichte extensiebeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat het aannemelijk is dat er beperkingen zijn ten aanzien van zwaar tillen en dragen, maar niet in de hand- en vingervaardigheden of overige polsbelasting. Op grond van de beschikbare medische gegevens kunnen de bevindingen van deze (verzekerings)artsen niet voor onjuist worden gehouden. Voorts wordt appellante niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv een beperking had moeten aannemen ten aanzien van het omgaan met conflicten. De primaire arts heeft bij het onderzoek op 9 november 2016 geen bijzonderheden ten aanzien van de aandacht, concentratie en overige cognitieve functies waargenomen. Zij heeft uitsluitend opgemerkt dat appellante soms heel rustig en subassertief lijkt. Daarbij komt dat er in de FML rekening mee is gehouden dat appellante is aangewezen op werk in een voorspelbare werksituatie en op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken.