ECLI:NL:CRVB:2020:3301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in verband met kostendelersnorm en bewijs van huurbetalingen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die beiden bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet (PW). Appellant 1 ontvangt sinds december 2005 bijstand, terwijl appellant 2, de zoon van appellant 1, sinds februari 2013 bijstand ontvangt. De herziening van de bijstand is gebaseerd op de toepassing van de kostendelersnorm, die van toepassing is wanneer meerdere personen in dezelfde woning verblijven en de kosten delen. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft vastgesteld dat appellanten kostendelende medebewoners zijn en heeft de bijstand van beide appellanten herzien en verlaagd. De appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij een commerciële huurovereenkomst hadden met hun onderverhuurder, X, en dat zij de huur contant betaalden. Echter, het college heeft geen bewijs van deze betalingen kunnen vaststellen, waardoor de herziening van de bijstand terecht is. De Raad heeft geoordeeld dat de kasstortingen op de bankrekening van appellant 1 als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze konden worden aangewend voor zijn levensonderhoud. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. De Raad bevestigt deze uitspraken en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak is gedaan op 8 december 2020.