ECLI:NL:CRVB:2020:3299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindigen, intrekken en terugvorderen van AIO-aanvulling wegens niet gemeld bezit onroerend goed in Marokko
In deze zaak gaat het om de beëindiging, intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds 1 januari 2009 een AIO-aanvulling, maar de Svb heeft vastgesteld dat hij niet heeft gemeld dat hij eigenaar was van een woning in Marokko, die op 12 oktober 2016 een waarde had van € 75.450,-. De Svb heeft op basis van een onderzoek, dat onder andere een huisbezoek op 3 november 2014 omvatte, geconcludeerd dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Hierdoor heeft de Svb de AIO-aanvulling per 1 januari 2009 ingetrokken en de gemaakte kosten van € 37.909,91 teruggevorderd.
Appellant heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland bestreden, waarin zijn eerdere bezwaren ongegrond zijn verklaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de woning in Marokko niet meer in eigendom had op het moment van de toekenning van de AIO-aanvulling. De Raad oordeelt dat de bewijslast voor de intrekking van de AIO-aanvulling bij de Svb ligt, maar dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de woning heeft geschonken aan zijn zoon. De verklaringen van zijn zonen zijn niet onderbouwd met objectieve gegevens, waardoor de Raad de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling bevestigt.
De Raad concludeert dat de hoger beroepen van appellant niet slagen en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank. De proceskosten worden niet vergoed, omdat er geen aanleiding voor is.