ECLI:NL:CRVB:2020:3285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die als verpleegkundige heeft gewerkt, heeft zich in 2008 ziek gemeld met psychische klachten, gevolgd door rug- en pijnklachten. Het Uwv heeft haar in 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar heeft later haar arbeidsongeschiktheid herzien. Appellante is van mening dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante ten onrechte heeft vastgesteld op 62,14%. De Raad vernietigt het besluit van het Uwv en draagt hen op om een nieuwe beslissing te nemen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,-. Daarnaast worden de proceskosten van appellante in zowel beroep als hoger beroep vergoed tot een totaalbedrag van € 2100,-. De Staat der Nederlanden wordt ook veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding.