Uitspraak
16.7364 WIA
OVERWEGINGEN
8 oktober 2018 overgelegd.
3 februari 2016 appellant ruim voldoende wordt tegemoet gekomen in zijn klachten. Volgens de deskundige zijn er onvoldoende gronden om op de datum in geding van longlijden en OSAS te kunnen spreken. Over de leverfunctiestoornissen is de deskundige van mening dat deze ver voor de datum in geding zijn geconstateerd en uit de beschikbare medische informatie niet volgt wat de situatie rond de datum in geding is. Wat betreft de klachten als gevolg van de PCI in 2016 en de aspecifieke klachten aan de rug, benen, nek en armen heeft de deskundige gesteld dat deze dateren van na de datum in geding. De beperkingen zoals blootstelling aan stof, rook, gas en dampen alsmede de aanwezigheid van allergieën kunnen volgens de deskundige op basis van de beschikbare informatie en het voortschrijdend inzicht van de longarts niet goed worden onderbouwd door een geobjectiveerde aandoening. Daarnaast is de deskundige van mening dat uit de medische informatie niet kan worden afgeleid dat rond de datum in geding, naast alcoholafhankelijkheid, sprake is van een ernstige psychopathologie. Tevens heeft de deskundige opgemerkt dat de GAF-score op zichzelf niet bepalend kan zijn voor het vaststellen van beperkingen in het kader van de arbeidsongeschiktheidsregelgeving. De deskundige heeft gesteld dat er met name aanmerkelijke negatieve sociale omstandigheden zijn welke een rol spelen in het ontstaan en persisteren van de klachten, waaronder een gestoord slaappatroon. Volgens de deskundige bestaat voor een urenbeperking geen aanleiding bestaat, maar zij acht het wel aannemelijk dat appellant is aangewezen op activiteiten waarbij hij zich niet al te veel hoeft te concentreren. De deskundige acht appellant in staat tot het verrichten van mentaal minder belastende en fysiek licht tot matig belastende activiteiten.
8 maart 2016 voldoende toegelicht dat voor alle geselecteerde functies geldt dat sprake is van een voorspelbare werksituatie, omdat sprake is van een vaste taakomschrijving en het duidelijk is wat van een medewerker wordt verwacht. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat zijn belastbaarheid in de geselecteerde functies wordt overschreden ten aanzien van omgaan met conflicten, veelvuldig klantcontact en bij handelingstempo. Het Uwv heeft in een brief van 11 oktober 2018 terecht opgemerkt dat appellant op voorgenoemde aspecten niet beperkt is geacht.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van schade aan appellant tot een bedrag van € 1.500,-;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 262,50.