ECLI:NL:CRVB:2020:3226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de verhoging van de IVA-uitkering met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de IVA-uitkering van appellant terecht niet met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2015 heeft verhoogd naar 100% van het WIA-maandloon. Appellant, die in België woont, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om zijn uitkering te verhogen en dat hij in een bijzonder geval verkeert. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd in essentie een herhaling zijn van wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er geen sprake is van een bijzonder geval, omdat appellant niet kan worden geacht in verzuim te zijn geweest met zijn aanvraag. De Raad heeft deze conclusie bevestigd en benadrukt dat het feit dat appellant niet op de hoogte was van de mogelijkheid tot verhoging van zijn uitkering, geen reden is om te spreken van een bijzonder geval. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2018 is daarmee bevestigd, en het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard.