ECLI:NL:CRVB:2020:3159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioenen AOW en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de herziening van de ouderdomspensioenen van appellanten, die gehuwd zijn, door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellanten ontvingen aanvankelijk een ouderdomspensioen voor gehuwden, maar na een verhuizing van appellante in 2008, heeft de Svb het pensioen herzien naar dat van een ongehuwde pensioengerechtigde, onder de veronderstelling dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Svb baseerde deze beslissing op een steekproefonderzoek naar de rechtmatigheid van de pensioenen, waarbij werd geconcludeerd dat de leefsituatie van appellanten niet duidde op een huwelijk maar op een gescheiden leven.
De rechtbank Midden-Nederland heeft de bezwaren van appellanten tegen deze herziening ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen bewijs was voor duurzaam gescheiden leven. Appellant heeft echter betoogd dat hij regelmatig contact heeft met appellante en haar helpt met medische bezoeken, wat volgens hem niet duidt op een gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken over dit begrip en stelt dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de beoordeling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de hoger beroepen af.
De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, met R.H. Koopman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2020. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.