ECLI:NL:CRVB:2020:3159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
20/1765 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioenen AOW en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om de herziening van de ouderdomspensioenen van appellanten, die gehuwd zijn, door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellanten ontvingen aanvankelijk een ouderdomspensioen voor gehuwden, maar na een verhuizing van appellante in 2008, heeft de Svb het pensioen herzien naar dat van een ongehuwde pensioengerechtigde, onder de veronderstelling dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Svb baseerde deze beslissing op een steekproefonderzoek naar de rechtmatigheid van de pensioenen, waarbij werd geconcludeerd dat de leefsituatie van appellanten niet duidde op een huwelijk maar op een gescheiden leven.

De rechtbank Midden-Nederland heeft de bezwaren van appellanten tegen deze herziening ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen bewijs was voor duurzaam gescheiden leven. Appellant heeft echter betoogd dat hij regelmatig contact heeft met appellante en haar helpt met medische bezoeken, wat volgens hem niet duidt op een gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken over dit begrip en stelt dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de beoordeling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de hoger beroepen af.

De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, met R.H. Koopman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2020. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

20.1765 AOW, 20/1767 AOW

Datum uitspraak: 11 december 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
3 april 2020, 19/2989 en 19/3773 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats 1] (appellant)
[Appellante] te [woonplaats 2] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2020. Appellant is mede namens appellante verschenen. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. S. Pinar.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds [trouwdatum] 1960 gehuwd met appellante. Vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ontvingen appellanten een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een gehuwde pensioengerechtigde. Per 1 juni 2008 is appellante naar [woonplaats 2] verhuisd. De Svb heeft hierop met ingang van 1 juni 2008 aan appellanten een ouderdomspensioen toegekend voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Hierbij ging de Svb ervan uit dat bij appellanten sprake was van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
1.2.
De Svb heeft in het kader van een steekproef een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de ouderdomspensioenen van appellanten. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in rapporten van 15 maart 2019. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek heeft de Svb bij besluiten van 25 maart 2019 de ouderdomspensioenen van appellanten met ingang van 1 april 2019 herzien naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde.
1.3.
Bij twee beslissingen op bezwaar van 11 juli 2019 (bestreden besluiten) heeft de Svb de bezwaren tegen de besluiten van 25 maart 2019 ongegrond verklaard. Aan de bestreden besluiten ligt ten grondslag dat uit wat appellanten hebben verklaard over hun leefsituatie, niet blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
2. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard en geoordeeld dat de Svb terecht de ouderdomspensioenen heeft gewijzigd naar de norm van een gehuwde omdat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Hierbij acht de rechtbank van belang dat appellant zijn vrouw drie keer per dag belt om na te vragen hoe het met haar gaat en om te kijken of zij hulp nodig heeft. Ook begeleidt appellant haar een aantal keren per jaar naar de tandarts. Hoewel appellant heeft gesteld dat hij dat doet omdat hij getrouwd is en daardoor de verplichting heeft om voor appellante te zorgen, conflicteert dit met de invulling van het begrip duurzaam gescheiden leven. Verder hebben appellanten elkaar begunstigd in hun testament en doen zij gezamenlijke aangifte voor de inkomstenbelasting. Deze omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank op een zekere mate van onderlinge zorg, waardoor geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.
3. Appellanten zijn het niet eens met het oordeel van de rechtbank, omdat zij menen dat wel sprake is van duurzaam gescheiden leven. Appellant belt appellante meerdere keren per dag om te horen of zij niet is gevallen, omdat zij slecht ter been is. Volgens appellant is het niet meer dan een vriendendienst dat hij appellante met de auto naar medische bezoeken brengt. Appellant geeft verder aan dat het contact met de Svb moeizaam is verlopen en dat hij niet tijdig de benodigde informatie heeft ontvangen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter zitting van de Raad heeft appellant met de Svb gesproken over zijn beklag over de informatieverstrekking vanuit onder andere de Svb en het noemen van toepasselijke rechtspraak bij de rechtbank. Gebleken is dat appellant inmiddels over alle informatie beschikt en zijn argumenten voldoende naar voren heeft kunnen brengen. Hierdoor behoeft dit punt geen verdere bespreking.
4.2.
Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017, ECLI:NL:CRVB:2019:3018 en ECLI:NL:CRVB:2019:3019. Volgens deze rechtspraak is bij gehuwden van duurzaam gescheiden leven pas sprake als na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander is gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Daarbij zijn de feitelijke omstandigheden bepalend voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om een duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet meer of niet opnieuw is verbroken, zijn niet relevant voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.3.
Het gaat hier om de situatie van appellanten in april 2019. Appellanten waren toen gehuwd. Uitgangspunt is dan dat zij geen recht hebben op een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Dit is alleen anders als zij aannemelijk maken dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat zij duurzaam gescheiden leefden en om die reden als ongehuwd moeten worden aangemerkt. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellanten daarin niet zijn geslaagd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst daarnaar. Ook de Raad vindt daarbij van belang dat in april 2019 sprake was van een zekere mate van onderling contact en wederzijdse zorg. Dat is begrijpelijk en getuigt van verantwoordelijkheid na een zo lange relatie. De wijze van invulling aan het contact betekent echter ook dat op dat moment naar de maatstaf van de vaste rechtspraak geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De ter zitting gegeven toelichtingen van appellant op de contacten maken dit niet anders.
4.4.
Hieruit volgt dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2020.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.H. Koopman
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.