Uitspraak
18.4429 WMO15
CAK
OVERWEGINGEN
17 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2216). Het gaat erom of deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Indien het op grond van een verdragsbepaling in de nationale rechtsorde te bewerkstelligen resultaat onvoorwaardelijk is en voldoende nauwkeurig is omschreven, belet de enkele omstandigheid dat de wetgever of de overheid keuze- of beleidsvrijheid toekomt wat betreft de te nemen maatregelen ter verwezenlijking van dat resultaat, niet dat de bepaling rechtstreekse werking heeft. Of van die werking sprake is, hangt af van het antwoord op de vraag of de bepaling in de context waarin zij wordt ingeroepen, als objectief recht kan functioneren. Artikel 28 van het VN-Gehandicaptenverdrag bevat geen norm die door de rechter rechtstreeks als toetsingsmaatstaf voor besluiten toepasbaar is aangezien deze bepaling niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig een te bereiken resultaat voorschrijft, en daarom in de nationale rechtsorde niet zonder meer als objectief recht kan worden toegepast. De stelling dat het VN-Gehandicaptenverdrag een intentieverdrag is en dat getoetst moet worden aan het hele verdrag, blijft buiten bespreking nu appellant deze stelling onvoldoende heeft geconcretiseerd.