ECLI:NL:CRVB:2020:3058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire strafontslag van ambtenaar wegens mishandeling en verboden wapenbezit
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, was veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-echtgenote en voor verboden wapenbezit. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De Raad stelt vast dat appellant niet in beroep is gegaan tegen de veroordeling door de politierechter, wat voor zijn rekening en risico komt. De Raad concludeert dat de gedragingen van appellant, waaronder de mishandeling en het wapenbezit, voldoende grond vormen voor het opleggen van een disciplinaire straf, in dit geval strafontslag. De Raad bevestigt dat het strafontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim, gezien de eisen van integriteit en verantwoordelijkheid die aan ambtenaren worden gesteld. De overige aan appellant verweten gedragingen behoeven geen bespreking, omdat de reeds vastgestelde gedragingen voldoende zijn voor de disciplinaire maatregel. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.