ECLI:NL:CRVB:2020:2990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening en terugvordering WIA-uitkering en boete oplegging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van appellant, alsook over de oplegging van een boete door het Uwv. Appellant ontving sinds 1 december 2012 een WIA-uitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid laatstelijk was vastgesteld op 80 tot 100%. Het Uwv had vastgesteld dat appellant van 11 november 2013 tot en met 26 juni 2016 werkzaamheden had verricht, maar deze niet had doorgegeven, wat leidde tot een herzienings- en terugvorderingsbesluit en een boetebesluit. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde het bezwaar tegen het herzieningsbesluit niet-ontvankelijk. De rechtbank Den Haag heeft de besluiten van het Uwv in eerdere uitspraken bevestigd. In hoger beroep heeft de Raad de gronden van appellant onderschreven, maar oordeelde dat het Uwv niet voldoende had aangetoond dat appellant in de gehele periode had gewerkt. De Raad heeft de boete verlaagd naar € 2.350,- en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor het Uwv om bij boeteoplegging aan te tonen dat de informatieplicht is geschonden, en dat bij twijfel het voordeel aan de betrokkene moet worden gegeven.