Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 april 2017 beëindigd. Bij besluit van 21 maart 2017 is het aan appellant betaalde totale voorschot over de periode van 10 juni 2016 tot en met 31 maart 2017 ten bedrage van
€ 11.431,61 bruto, van hem teruggevorderd. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 maart 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op
17 augustus 2017 en 20 november 2017 rapporten opgesteld. Deze arts heeft bij het item zitten in de FML toegelicht dat ieder uur even moet worden opgestaan of kort gelopen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarom de functie van productiemedewerker metaal en elektro-industrie niet langer geschikt geacht voor appellant en daarvoor in de plaats de functie tuinbouwmedewerker geselecteerd. De overige functies zijn onverminderd voor hem geschikt bevonden. Berekend is dat appellant per 10 juni 2016 19,58% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij besluit van 8 december 2017 (bestreden besluit I) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 maart 2017 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft bij besluit van 11 december 2017 (bestreden besluit II) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 maart 2017 ongegrond verklaard.
Terugvordering bestreden besluit II