ECLI:NL:CRVB:2020:2942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank over regularisatieverzoek
In deze zaak staat de vraag centraal of de Sociale verzekeringsbank (Svb) gehouden is terug te komen van een eerder besluit van 11 juni 2014. Dit besluit, waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend, betreft de weigering van de Svb om een regularisatieovereenkomst te sluiten met de bevoegde Luxemburgse autoriteiten voor de jaren 2010 en 2011. Appellant heeft op 9 augustus 2017 verzocht om herziening van dit besluit, maar heeft geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd die een herziening zouden rechtvaardigen. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep wordt bevestigd.
De Raad overweegt dat de Svb, ondanks dat verzoeken tot regularisatie na 1 mei 2010 bij de staat van wie de wetgeving wordt gevraagd ingediend hadden moeten worden, bevoegd is om een standpunt over deze regularisatie in te nemen. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn zaak vergelijkbaar is met andere uitspraken, maar de Raad oordeelt dat de feiten en omstandigheden niet vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen nieuwe feiten zijn aangevoerd die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.