Uitspraak
17.6013 AOW
OVERWEGINGEN
primairverzet tegen het oordeel van de rechtbank dat hij de verzoeken ter behandeling had moeten doorsturen naar de Luxemburgse autoriteiten. Omdat betrokkene toepassing wenst van de Luxemburgse wetgeving over een aaneengesloten periode, waarbij voor het tijdvak tot 1 mei 2010 op grond van artikel 13, tweede lid, van het Rijnvarendenverdrag het verzoek moest worden gericht tot de Svb, meent de Svb in dit specifieke geval niet in strijd te hebben gehandeld met artikel 18 van Vo 987/2009 door de verzoeken over het volledige tijdvak in behandeling te nemen.
verwerptde stelling van de Svb dat betrokkene reeds op grond van de brief van de Belastingdienst van 2 juni 2010 meer dan voorheen rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat hij in het vervolg onderworpen zou worden geacht aan de Nederlandse socialezekerheidswetgeving. De Belastingdienst laat zich in deze brief niet in algemene zin uit over de criteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld aan welke wetgeving een Rijnvarende is onderworpen. In de brief wordt betrokkene geconfronteerd met de gevolgen van het niet overleggen van een Rijnvaartverklaring voor de periode 1 januari 2007 tot en met
1 juli 2010 tot en met 14 februari 2012heeft kunnen begrijpen dat hij aan de Nederlandse socialezekerheidswetgeving was onderworpen. Nu uit de bij de Raad voorliggende dossiers blijkt dat de Svb in het algemeen tot het omslagpunt waarop een dergelijk begrip heeft kunnen ontstaan, medewerking verleent aan een verzoek tot regularisatie, ligt het in de rede dat de Svb alsnog de Luxemburgse autoriteit benadert met het verzoek medewerking te verlenen aan een regularisatieovereenkomst over het tijdvak 1 juli 2010 tot en met 14 februari 2012. Dit kan echter anders worden als de Svb aannemelijk maakt dat in dit geval ook tot en met
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het primaire besluit is herroepen en voor zover daarbij is bepaald dat de Svb de verzoeken van betrokkene doorzendt naar de Luxemburgse autoriteit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- bepaalt dat de Svb binnen twaalf weken een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat beroep tegen de door de Svb te nemen nieuwe beslissing op bezwaar alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 375,75.