ECLI:NL:CRVB:2020:2940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot regularisatie door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had op 17 oktober 2017 verzocht om terug te komen van een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 22 mei 2015, waarin de Svb had aangegeven niet bereid te zijn tot het sluiten van een regularisatieovereenkomst met de autoriteiten in Luxemburg voor de jaren 2010 en 2011. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren aangevoerd die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De appellant stelde dat de Svb niet bevoegd was om het besluit van 22 mei 2015 te nemen, verwijzend naar uitspraken van verschillende rechtbanken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die relevant waren voor zijn verzoek. De Raad bevestigde dat de Svb bevoegd was om een standpunt in te nemen over de regularisatie, ondanks dat verzoeken na 1 mei 2010 bij de juiste autoriteiten ingediend hadden moeten worden.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzoek van de appellant ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de zaak werd afgesloten zonder verdere rechtsmiddelen.