Uitspraak
18.2387 ZW, 18/2388 ZW, 18/2389 ZW, 18/2390 ZW
OVERWEGINGEN
.Dit betekent dat appellant over de periode van 7 februari 2013 tot en met 2 februari 2015 geen recht had op een ZW-uitkering
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een ZW-uitkering aan appellant, die zijn eenmanszaak had omgevormd tot een besloten vennootschap (B.V.). Appellant had zich sinds 1 januari 2004 vrijwillig verzekerd voor de Ziektewet (ZW) en had in 2013 een ZW-uitkering aangevraagd na zich ziek te melden. Het Uwv heeft echter in 2016 besloten om de uitkering in te trekken en terug te vorderen, omdat appellant als directeur-grootaandeelhouder (DGA) van de B.V. niet verzekerd was voor de ZW. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat appellant had moeten inzien dat zijn DGA-status van invloed was op zijn recht op ZW-uitkering. De Raad stelde vast dat appellant de wijziging van zijn rechtsvorm niet tijdig had gemeld aan het Uwv en dat hij onvoldoende informatie had ingewonnen over de gevolgen van deze wijziging voor zijn verzekeringspositie. De Raad bevestigde dat de intrekking en terugvordering van de ZW-uitkering terecht waren, hoewel de bestreden besluiten op een onjuiste wettelijke grondslag berustten. De Raad oordeelde dat appellant niet was benadeeld door deze procedurele fout, omdat het Uwv op andere gronden terecht had besloten dat appellant geen recht had op de uitkering. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant.