ECLI:NL:CRVB:2020:2870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afstemming bijstandsuitkering en inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de bijstandsverlening aan een betrokkene die sinds 1 april 2010 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren had de bijstand van de betrokkene per 1 januari 2017 verlaagd, omdat zij zou beschikken over voldoende middelen om in haar levensonderhoud te voorzien. Dit besluit werd bestreden door de betrokkene, die onder beschermingsbewind stond en wekelijks leefgeld ontving van haar bewindvoerder.
De rechtbank heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het dagelijks bestuur vernietigd, omdat er onvoldoende reden was voor de afstemming van de bijstand. Het dagelijks bestuur voerde in hoger beroep aan dat de betrokkene haar leefgeld niet opnam en financieel werd ondersteund door mensen uit de Marokkaanse gemeenschap. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een verlaging van de bijstand rechtvaardigden.
De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet mocht uitwijken naar een afstemming van de bijstand zonder dat de inlichtingenplicht was geschonden. De betrokkene had niet de schending van deze plicht tegengeworpen gekregen, en de verklaringen van de personen die haar financieel ondersteunden waren onvoldoende om de afstemming te rechtvaardigen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en veroordeelde het dagelijks bestuur in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 525,-. Tevens werd een griffierecht van € 508,- opgelegd aan het dagelijks bestuur.