ECLI:NL:CRVB:2020:2806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en beoordeling van woonstatus van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, was aangemerkt als uitwonende studerende. Echter, na een controle door de minister bleek hij niet op het basisregistratiepersonen (brp) adres te wonen, wat leidde tot een herziening van zijn studiefinanciering. De minister had de appellant als thuiswonende studerende aangemerkt, wat resulteerde in een herziening van de studiefinanciering per 14 maart 2014. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen deze herziening ongegrond verklaard.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven om het besluit van 14 maart 2014 te herzien. Hij stelde dat er onrechtmatig bewijs was gebruikt bij de controle. De minister heeft echter het verzoek van de appellant om terug te komen op het besluit afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de jurisprudentie van de Raad over huisbezoeken door onbevoegde controleurs niet kan leiden tot een herziening van het eerdere besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd en dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende heeft besproken. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van de appellant verworpen. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.