1.5.Bij besluit van 15 september 2017 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover hier van belang, het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 1 december 2016 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat op langere termijn een inkomensverbetering mogelijk is. Het college verwijst hierbij naar het advies. Weliswaar heeft betrokkene een afstand tot de arbeidsmarkt, maar uit het advies blijkt niet dat betrokkene niet in staat is om arbeid te verrichten en daarmee tot een inkomensverbetering te komen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen opnieuw op het bezwaar tegen de afwijzing van de individuele inkomenstoeslag te beslissen. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – het volgende overwogen. Betrokkene heeft – zoals zij ter zitting heeft toegelicht jarenlange trajecten gevolgd ter verkrijging van regulier betaald werk, zonder resultaat. Gesteld noch gebleken is dat dit het gevolg zou zijn van de wijze waarop betrokkene zich heeft opgesteld en dat zij zich onvoldoende zou hebben ingespannen. Het college heeft niet mede de inspanningen betrokken die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. De conclusie van het college dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat betrokkene geen zicht heeft op inkomensverbetering, berust daarom niet op een toereikende grondslag.
3. In hoger beroep heeft het college zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft het college – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hoewel door het college in de beoordeling van het uitzicht op inkomensverbetering niet expliciet de inspanningen van betrokkene zijn betrokken, deze inspanningen of het gebrek daaraan, wel uit de gedingstukken blijken. De jarenlange deelname aan trajecten van betrokkene is niet voldoende grond om aan te nemen dat zij zich voldoende heeft ingespannen om tot inkomensverbetering te komen. De trajecten met betrokkene verlopen uiterst moeizaam. Het college verwijst naar het Statusformulier trajectplan over het TDC-traject (statusformulier). Daarmee richt het hoger beroep zich niet tegen het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het bestreden besluit, maar tegen het inhoudelijke resultaat van vernietiging van het bestreden besluit en de gegeven opdracht opnieuw te beslissen op het bezwaar tegen de afwijzing van de individuele inkomenstoeslag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 36, eerste lid, van de PW kan het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
4.1.2.Op grond van het tweede lid van dit artikel worden tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
4.1.3.Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36.
4.1.4.De gemeenteraad van Oldambt heeft ter uitvoering van het bepaalde in artikel 8,
eerste lid, aanhef en onder b, van de PW de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016 (Verordening) vastgesteld.
4.1.5.In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening is het volgende bepaald. Het college kent een individuele inkomenstoeslag toe, indien een persoon geen zicht heeft op inkomensverbetering. Het geen zicht hebben op inkomensverbetering is afhankelijk van de krachten en bekwaamheden van de persoon alsmede van de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
4.1.6.In de toelichting bij dit artikel staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Voor iedereen die op grond van de Participatiewet een uitkering ontvangt wordt, ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt, een actieve houding verwacht ten aanzien van re-integratie en participatie. Zij moeten hun krachten en bekwaamheden zodanig benutten en zich zodanig inspannen dat dit uiteindelijk leidt tot inkomensverbetering en uiteindelijk volledige uitkeringsonafhankelijkheid.
Voor de groep personen met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt is een actieve houding vereist ten aanzien van participatie en re-integratie door middel van het naar vermogen solliciteren en arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. Voor de groep personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt de nadruk meer op een actieve houding ten aanzien van participatie en het daarmee een bijdrage leveren aan de maatschappij (tegenprestatie). Voor de laatste groep is een inkomensverbetering op voorhand niet te verwachten.”