In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een betrokkene die een aanvraag voor Wajong-ondersteuning had ingediend, waarbij het Uwv in 2012 had vastgesteld dat hij op zijn achttiende in staat was meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Betrokkene heeft later, in 2015, een nieuwe aanvraag ingediend, waarbij hij meldde dat hij ADHD had. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe informatie was overgelegd die zou leiden tot een andere beoordeling van zijn belastbaarheid.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de ADHD-diagnose niet als nieuw feit kon worden aangemerkt en dat er mogelijk meer beperkingen waren die niet in de eerdere beoordeling waren meegenomen. Het Uwv heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij het stelde dat de diagnose ADHD niet leidde tot een andere beoordeling van de belastbaarheid in de periode van 2003 tot en met 2008. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv het gebrek in de eerdere beoordeling had hersteld met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat de eerdere beoordeling niet onjuist was.
De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan betrokkene wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De proceskosten zijn vastgesteld op € 525,-.