ECLI:NL:CRVB:2020:2749
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding na onrechtmatige besluiten door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van verzoekster tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin onrechtmatige besluiten waren vastgesteld. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. J. el Hannouche, had incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zittingen op 30 januari en 10 september 2020 werd het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot overeenstemming te komen. Uiteindelijk trokken beide partijen hun hoger beroep in, maar verzoekster handhaafde haar schadeverzoek.
De Raad oordeelde dat verzoekster recht had op een nabestaandenuitkering met terugwerkende kracht en dat de besluiten van de Svb onrechtmatig waren. De Raad beoordeelde de schadeposten die verzoekster had ingediend, waaronder kosten voor telefoon, administratie, en immateriële schade. De Svb werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- voor gemaakte kosten en € 4.500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast werd de Svb veroordeeld tot betaling van € 7.921,82 aan proceskosten. Het verzoek om schadevergoeding voor overige kosten werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de Svb voor onrechtmatige besluiten en de mogelijkheid voor verzoekers om schadevergoeding te eisen in dergelijke gevallen. De Raad heeft de schadevergoeding vastgesteld op basis van de geldende wetgeving en jurisprudentie, waarbij aansluiting is gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht.