ECLI:NL:CRVB:2020:2742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.T.H. Zimmerman
- W.J.A.M. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die sinds 2010 met psychische klachten was uitgevallen, had een WIA-uitkering ontvangen die later werd herzien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 19 december 2016 slechts 39,20% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 21 augustus 2017. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de herbeoordeling onzorgvuldig was en dat de functies die aan de berekening ten grondslag lagen, niet geschikt waren voor hem. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen strijd was met het verbod van reformatio in peius. Appellant had zijn zienswijze op het voornemen tot wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage kenbaar gemaakt, en het Uwv had hem de mogelijkheid geboden om zijn zienswijze mondeling toe te lichten, wat hij had afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.