ECLI:NL:CRVB:2020:2665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging WAZ-uitkering en verzoek om terug te komen van besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beëindiging van de WAZ-uitkering van betrokkene, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Betrokkene had zijn uitkering ontvangen tot 1 november 2009, maar deze was beëindigd omdat hij gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar geen uitkering had ontvangen wegens inkomsten uit arbeid. Betrokkene heeft in 2017 verzocht om terug te komen van het besluit van 28 oktober 2009, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen aanleiding was om terug te komen van het eerdere besluit. De Raad overwoog dat de beëindiging van de WAZ-uitkering correct was en dat betrokkene geen nieuwe feiten had aangedragen die de heropening van de uitkering konden rechtvaardigen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond.
De Raad concludeerde dat de WAZ-uitkering van betrokkene definitief was beëindigd en dat de door hem gestelde verslechtering van zijn gezondheidssituatie na 1 november 2009 niet kon leiden tot een herleving van de uitkering. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een schadevergoeding of veroordeling in de proceskosten.