ECLI:NL:CRVB:2020:265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ziekmelding als aanvraag om ziekengeld en bewijsvoering van privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ziekmelding van appellant bij het Uwv op 27 juli 2015, die werd opgevat als een aanvraag om ziekengeld. De Raad oordeelde dat het aan appellant was om met objectieve en controleerbare gegevens aan te tonen dat hij recht had op uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door appellant overgelegde verklaringen, foto’s en aantekeningen onvoldoende bewijs boden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking met [naam 3] op 15 augustus 2014 of vier weken daarvoor. De Raad bevestigde dit oordeel en stelde vast dat appellant niet in staat was om aan te tonen dat hij op de relevante datum in dienst was bij [naam 3].
De Raad benadrukte dat de ziekmelding als een laattijdige aanvraag moet worden beschouwd, en dat het risico van tijdsverloop en de daarmee samenhangende onzekerheid over de medische toestand voor rekening van appellant komt. De Raad concludeerde dat de verklaringen en bewijsstukken die appellant had overgelegd, niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een dienstbetrekking. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.