ECLI:NL:CRVB:2020:2643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onduidelijke financiële situatie en inconsistentie in verklaringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, woonachtig in België, had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. De afwijzing was gebaseerd op de onduidelijke financiële situatie van de appellant en het gebrek aan consistente verklaringen over hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag. De rechtbank had eerder de afwijzing van de aanvraag vernietigd, maar zelf in de zaak voorzien door de aanvraag af te wijzen. De appellant ging hiertegen in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt hoe hij vanaf 1 januari 2018 in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De verklaringen die hij en zijn ex-echtgenote, X, hadden afgelegd, waren tegenstrijdig en niet onderbouwd met verifieerbare bewijsstukken. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht zelf in de zaak heeft voorzien, omdat de appellant in zowel bezwaar als beroep voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding was.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en consistente informatie bij het aanvragen van bijstand en de verplichting van de aanvrager om zijn financiële situatie transparant te maken. De Raad concludeerde dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, maar dat de appellant niet voldeed aan de vereisten om recht op bijstand vast te stellen.