ECLI:NL:CRVB:2020:2631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.J.M. Weyers
- J.T.H. Zimmerman
- S.B. Smit-Colenbrander
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over verlaging Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellant, geboren in februari 1988, ontvangt sinds 15 december 2008 een Wajong-uitkering vanwege sikkelcelanemie, met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met de invoering van de Wajong 2015 heeft het Uwv in 2016 een voorlopige beoordeling van arbeidsvermogen gedaan, waaruit bleek dat appellant arbeidsvermogen heeft. Dit leidde tot de verlaging van zijn uitkering per 1 januari 2018. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 16 september 2020 is het standpunt van appellant dat hij geen arbeidsvermogen heeft, opnieuw aan de orde gesteld. Appellant stelt dat hij door zijn ziekte vaak in het ziekenhuis moet worden opgenomen en meer dan de helft van het jaar bedlegerig is. Het Uwv heeft echter betoogd dat het te verwachten ziekteverzuim van appellant minder dan 25% bedraagt, wat niet in de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank en het Uwv bevestigd, waarbij is geoordeeld dat er voldoende medische grondslag is voor de conclusie dat appellant arbeidsvermogen heeft. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestaat aan de medische beoordeling. De uitspraak bevestigt dat de verlaging van de Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon terecht is.