In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2018, betreft het een beroep van eiser tegen een besluit van het UWV, waarin zijn Wajong-uitkering per 1 januari 2018 werd verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. Eiser, die sinds 15 december 2008 een Wajong-uitkering ontvangt, betwistte de verlaging op basis van zijn arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat hij niet in staat is om de uren arbeid te verrichten die het UWV hem toeschrijft. Tijdens de zitting op 19 april 2018 was eiser niet aanwezig, maar het UWV was vertegenwoordigd.
De rechtbank beoordeelt of eiser arbeidsvermogen heeft op basis van de door het UWV uitgevoerde medische en arbeidsdeskundige onderzoeken. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om bepaalde taken uit te voeren, zoals het scannen van documenten. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat eiser aan de voorwaarden voor arbeidsvermogen voldoet, en dat de verlaging van de uitkering op juiste gronden is doorgevoerd.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het verzoek om schadevergoeding ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het UWV en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze besluiten aan de hand van de geldende wet- en regelgeving.