In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsgeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 16 oktober 2014 meer dan 65% arbeidsgeschikt was en per 13 mei 2015 geschikt voor de functie van productiemedewerker industrie. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn medische situatie niet correct was ingeschat. De Raad oordeelde dat de bestreden besluiten niet deugdelijk gemotiveerd waren, omdat in hoger beroep de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangepast en de besluiten pas in hoger beroep waren voorzien van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Utrecht, maar oordeelde dat appellant recht had op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad stelde vast dat de redelijke termijn in de procedures was overschreden en kende appellant een schadevergoeding toe van in totaal € 3.500,-. Daarnaast werden de proceskosten van appellant in hoger beroep en beroep vergoed tot een bedrag van € 2.625,-.