ECLI:NL:CRVB:2020:2523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en de noodzaak van reservering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 1 juli 2008 bijstand ontvangt, had op 3 oktober 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten tot een bedrag van € 1.500,-. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn en appellant in staat was om voor deze kosten te reserveren. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de kosten niet voortkwamen uit bijzondere omstandigheden.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de kosten noodzakelijk zijn en dat hij recht heeft op bijzondere bijstand vanwege bijzondere omstandigheden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gronden van appellant in essentie een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en voegde daaraan toe dat de woning van appellant op de sloopnominatie staat, wat de noodzaak van bijzondere bijstand voor renovatie in twijfel trekt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding in de proceskosten.