ECLI:NL:CRVB:2018:882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na verhuizing
Op 20 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten werd afgewezen. Appellante, die na een relatiebreuk verhuisde naar Arnhem, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten zoals een vloer, kookplaat, koelkast en gordijnen. Het college van burgemeester en wethouders weigerde deze aanvraag, omdat volgens hen geen sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, aangezien appellante voor deze kosten had kunnen reserveren.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gevraagde kosten van woninginrichting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de verhuizing niet voorzienbaar was en dat zij niet had kunnen reserveren voor de kosten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk.