ECLI:NL:CRVB:2020:2516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag bijzondere bijstand voor kosten zorghotel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had op 14 augustus 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de eigen bijdrage van de verblijfskosten in een zorghotel, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant eerder, op 17 maart 2015, al een aanvraag voor bijzondere bijstand had gedaan voor dezelfde kosten, welke ook was afgewezen. Het college stelde dat de appellant voor deze kosten een beroep kon doen op een voorliggende voorziening en dat het gemeentelijk beleid geen vergoeding voorzag voor zijn situatie.
De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangetoond die een heroverweging van de eerdere afwijzing rechtvaardigden. De financiële problemen die de appellant naar voren had gebracht, werden niet als nieuwe feiten beschouwd in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het college de aanvraag van 14 augustus 2017 terecht had afgewezen, en dat de gestelde financiële problemen van de appellant niet leidden tot een evident onredelijk besluit.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van nieuwe feiten of omstandigheden bij herhaalde aanvragen voor bijzondere bijstand. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de kostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.