In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de algemene bijstand en de AIO-aanvulling van appellanten, die niet hebben gemeld dat zij onroerende zaken in Turkije bezitten. Appellant ontving vanaf 23 februari 1996 bijstand, aanvankelijk als alleenstaande en later samen met appellante. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft na een onderzoek vastgesteld dat appellant onroerende zaken in Turkije bezit, wat hij niet heeft gemeld. Hierdoor heeft de Svb besloten de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 109.104,77 terug te vorderen. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden, maar de Raad oordeelt dat de eigendom van onroerende zaken een gegeven is dat zij hadden moeten melden. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en herroept het terugvorderingsbesluit, waarbij het terug te vorderen bedrag van appellante wordt vastgesteld op € 94.406,32. De Svb wordt veroordeeld in de kosten van appellanten, die in totaal € 2.625,- bedragen.