ECLI:NL:CRVB:2020:2422
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van militair invaliditeitspensioen en de beoordeling van alcoholafhankelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een militair invaliditeitspensioen aan appellant, die als dienstplichtig militair van 25 april 1984 tot 17 oktober 1984 naar Libanon was uitgezonden. Appellant had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen vanwege psychische klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS), die hij tijdens zijn uitzending had opgelopen. De staatssecretaris van Defensie had aanvankelijk het verzoek afgewezen, maar later het bezwaar gegrond verklaard en een pensioen toegekend, berekend naar een mate van invaliditeit van 13%.
De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad beoordeelt of de alcoholafhankelijkheid van appellant in overwegende mate door de militaire dienst is veroorzaakt. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de alcoholafhankelijkheid in overwegende mate door de dienst is ontstaan, en dat de staatssecretaris terecht geen dienstverband heeft aangenomen voor de stoornis in het gebruik van alcohol.
Daarnaast heeft appellant betoogd dat de toegekende scores op de beoordelingslijst te laag zijn. De Raad oordeelt dat de onderbouwing van de scores door de verzekeringsartsen deugdelijk is en dat appellant geen medische gegevens heeft ingebracht die de inschatting van zijn invaliditeit in twijfel trekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de mate van invaliditeit op goede gronden is vastgesteld op 13%.