ECLI:NL:CRVB:2020:239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling wegens vermeend bezit van onroerend goed in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds 1 juli 2006 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de gemeente Amsterdam, die vanaf 1 juli 2009 door de Svb werd uitbetaald. De Svb heeft de AIO-aanvulling van appellant per 1 juni 2013 beëindigd, omdat appellant niet de gevraagde informatie over zijn vermeende woning in Marokko had verstrekt. De Svb concludeerde op basis van onderzoeksresultaten dat appellant eigenaar was van een woning in Marokko, wat leidde tot de intrekking van de AIO-aanvulling en de terugvordering van € 24.489,51 aan teveel betaalde uitkering.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en is in hoger beroep gegaan. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellant betwist de juistheid van de onderzoeksbevindingen van de Svb. Hij stelt dat de communicatie met zijn voormalige gemachtigde stroef verliep en dat de Svb niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de eigendom van de woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De onderzoeksbevindingen bieden onvoldoende feitelijke grondslag voor het standpunt van de Svb dat appellant eigenaar is van de woning in Marokko. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en draagt de Svb op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant.
De Raad concludeert dat de Svb in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld en dat het betaalde griffierecht moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 4 februari 2020.