ECLI:NL:CRVB:2020:2170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 26 mei 2011 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had bevestigd. De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening was een anonieme melding dat appellant werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur verrichtte voor een bedrijf. Na een onderzoek, dat onder andere waarnemingen en het opvragen van gegevens bij het bedrijf omvatte, heeft het college de bijstand van appellanten ingetrokken en teruggevorderd. Appellanten hebben aangevoerd dat zij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden, omdat de werkzaamheden als vriendendienst werden verricht en er geen loon werd ontvangen. De Raad oordeelt echter dat het verrichten van werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur een op geld waardeerbare activiteit is, ongeacht de intentie of of er daadwerkelijk inkomsten zijn genoten. De Raad bevestigt dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door de werkzaamheden niet te melden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.