ECLI:NL:CRVB:2020:199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering na herbeoordeling geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die als fulltime magazijnmedewerker werkzaam was, had zich per 1 juli 2015 ziek gemeld vanwege liesklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant per 10 augustus 2015 geschikt geacht voor zijn laatstelijk verrichte arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn standpunt gehandhaafd.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe medische ontwikkelingen zijn, waaronder een operatie aan een liesbreuk in maart 2017. Hij betwistte ook dat zijn laatstelijk verrichte werk alleen uit zittend computerwerk bestond, en voerde aan dat hij ook zwaardere taken moest verrichten.
De Raad heeft overwogen dat het Uwv bij de beoordeling van de geschiktheid voor arbeid zorgvuldig heeft gehandeld. De medische informatie die door appellant is overgelegd, is door een verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant per 10 augustus 2015 geschikt was voor zijn maatstaf arbeid, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De ZW-uitkering is dus terecht beëindigd.