ECLI:NL:CRVB:2020:1981
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van beëindiging ZW-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, die als chauffeur tankwagen werkte, had zich op 8 december 2014 ziek gemeld en ontving vanaf 9 maart 2015 een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 12 juni 2015, omdat appellant geschikt werd geacht voor zijn maatgevende arbeid. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Appellant heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen deze beslissing.
In juni 2016 verzocht appellant om terug te komen van het besluit tot beëindiging van zijn ZW-uitkering, maar het Uwv wees dit verzoek af, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het standpunt van het Uwv gevolgd en het beroep ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het Uwv zijn bezwaar niet inhoudelijk had behandeld en dat hij niet over de benodigde medische verklaring beschikte.
De Raad oordeelde dat het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 juni 2015 te laat was ingediend en dat het Uwv het bezwaar om die reden niet inhoudelijk had behandeld. De Raad bevestigde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.