Uitspraak
19.4150 MAW
OVERWEGINGEN
31 december 2017 om werkzaamheden te verrichten als [functie 2] LTC. Appellant heeft deze functie op basis van Projectmatige Inzet Reservisten (PIR) vervuld zonder een arbeidsmarkttoelage te ontvangen.
20 september 2017 van het Hoofd Bureau Reservisten CLAS van 20 september 2017 (Nota), waarin het maximum aantal uren voor een IIR is gesteld op 32 uur per week. In het geval van appellant is bij de uitvraag voor deze IIR kenbaar gemaakt dat geen arbeidsmarkttoeslag zou worden toegekend. Hij verblijft namelijk niet op basis van specifieke deskundigheid in werkelijke dienst. Dat hem eerder - ten onrechte - wel een arbeidsmarkttoelage is toegekend, betekent niet dat deze fout moet worden herhaald. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet, nu niet is gebleken dat het bevoegd gezag toezeggingen heeft gedaan.
18 april 2017, waarbij hij op basis van PIR in werkelijke dienst is opgeroepen voor werkzaamheden vanuit de functie [functie 2] LTC. Nu het bij de oproeping van
15 december 2017 om een verlenging van deze PIR gaat, had appellant gedurende deze verlenging evenmin aanspraak op een arbeidsmarkttoeslag.
.Hoewel uit de verklaringen van de Chef Staf en de waarnemend Chef Staf van het LTC blijkt dat zij zich bereid hebben getoond om te voldoen aan de door appellant gestelde voorwaarde om tijdens de verlenging van zijn inzet wel een arbeidsmarkttoeslag te ontvangen, had het appellant redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij aan de daardoor gewekte verwachtingen geen rechten kon ontlenen. De toekenning van deze toeslag zou een afwijking meebrengen van de voor de PIR geldende arbeidsvoorwaarden. Bovendien was het evident dat het Hoofd Korpsbureau Reservisten bevoegd was tot het toekennen van een arbeidsmarkttoeslag bij IIR dan wel PIR en niet de (waarnemend) Chef Staf van het LTC.