ECLI:NL:CRVB:2020:181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing voor arbeidsverplichtingen op basis van GGD-advies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leiden om ontheffing te verlenen van arbeidsverplichtingen aan appellante werd bevestigd. Appellante ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had eerder een tijdelijke ontheffing voor arbeidsverplichtingen gekregen op basis van een medisch advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Na een hercontrole door de GGD, waarin werd vastgesteld dat appellante arbeidsgeschikt was voor 24 uur per week met bepaalde beperkingen, besloot het college de ontheffing niet te verlengen. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er geen sprake was van 'equality of arms', omdat het college beschikte over deskundigheid, terwijl zij zelf geen deskundige kon inschakelen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het college in beginsel mocht uitgaan van het advies van de GGD-arts, tenzij er concrete redenen waren om aan de zorgvuldigheid van dat advies te twijfelen. De Raad concludeerde dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om de medische bevindingen van de GGD-arts te betwisten, maar dat zij hierin niet was geslaagd. De Raad bevestigde dat het college zijn standpunt mocht baseren op het GGD-advies en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de besluitvorming zorgvuldig was geweest.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 28 januari 2020.