ECLI:NL:CRVB:2020:1688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
19/375 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen, dat hem op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen had verstrekt. De Raad oordeelde dat appellant geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat het geschil betrekking had op een reeds verstreken periode. De Raad benadrukte dat procesbelang aanwezig moet zijn om een hoger beroep ontvankelijk te verklaren, en dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is. Appellant was gedetineerd en had geen rechtsmiddelen aangewend tegen latere besluiten van het college, waardoor de Raad concludeerde dat er geen procesbelang meer was. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.375 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2018, 18/2972 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen (college)
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Zitting hebben: D.S. de Vries, als voorzitter, en J.P.A. Boersma en H. Benek, als leden
Griffier: M. Buur
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden door middel van beeldbellen: namens appellant is mr. S. Roble-van Deursen, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Veen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is ter zitting van 22 juli 2020 uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het college heeft bij besluit van 29 september 2017, gehandhaafd bij besluit van 7 augustus 2018 (bestreden besluit), appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode van 15 mei 2017 tot en met 14 mei 2018 een maatwerkvoorziening beschermd wonen voor zeven etmalen per week (laag intensief) inclusief dagactiviteiten verstrekt, in de vorm van een pgb.
2. Het college heeft bij besluit van 11 juli 2018 appellant op grond van de Wmo 2015 voor de periode van 15 mei 2018 tot en met 14 mei 2019 een maatwerkvoorziening beschermd wonen voor zeven etmalen per week (laag intensief) inclusief dagactiviteiten verstrekt, in de vorm van een pgb. Het college heeft bij besluit van 9 augustus 2018 het besluit van 11 juli 2018 herzien en bepaald dat appellant per 26 juli 2018 geen recht meer heeft op deze maatwerkvoorziening.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Zoals eerder overwogen in de uitspraak van 29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264, is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een reeds verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
5. De Raad is van oordeel dat appellant geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak. Hiervoor is van belang dat het geschil een beoordeling betreft van een al verstreken periode. Verder is niet aannemelijk dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daartoe wordt overwogen dat het college besluiten heeft genomen over een latere periode dan de hier in geding zijnde periode. Appellant heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen aangewend. Verder is appellant gedetineerd geweest en zijn gemachtigde heeft verklaard dat zij voor het laatst met appellant contact heeft gehad vóór de aanvang van de detentie in 2018. De vertegenwoordiger van het college heeft verklaard dat appellant nu in [opvang] in [plaatsnaam] verblijft en dat appellant zich niet bij het college heeft gemeld voor ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Als hij zich opnieuw meldt, zal het college een geheel nieuw onderzoek verrichten op basis van de dan aan de orde zijnde situatie. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat appellant nog procesbelang heeft in de hiervoor bedoelde zin.
6. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M. Buur (getekend) D.S. de Vries