Uitspraak
18.5181 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten. Appellant was eerder in aanmerking gekomen voor ziekengeld, maar het Uwv had vastgesteld dat hij per 27 december 2014 geen recht meer had op ziekengeld omdat hij in staat werd geacht om andere functies te vervullen. Na een nieuwe ziekmelding in 2016, waarbij appellant ook psychische klachten meldde, heeft het Uwv opnieuw zijn recht op ziekengeld beëindigd. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden op inzichtelijke wijze uiteengezet waarom appellant in staat was om de functie van productiemedewerker industrie uit te oefenen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen sprake was van schending van het beginsel van equality of arms en dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast werd het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn en appellant niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor zijn verzoek. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.