ECLI:NL:CRVB:2018:2195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na beëindiging van de Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als instellingskok werkte, had zich ziek gemeld met rugklachten en later ook met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn Ziektewet-uitkering beëindigd omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had de besluiten van het Uwv bekrachtigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Raad beoordeelde de zorgvuldigheid van de besluitvorming en de medische onderzoeken die door het Uwv waren uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische situatie van de appellant op de relevante data correct was ingeschat. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de appellant voor de geduide functies, en dat hij voldeed aan het vereiste opleidingsniveau. De verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen en de eerdere uitspraken werden bevestigd.