ECLI:NL:CRVB:2020:1578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening Wajong-uitkering met terugwerkende kracht en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening van een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht per 1 november 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de betrokkene alsnog in aanmerking komt voor inkomensondersteuning op basis van de studieregeling in plaats van de werkregeling. De Raad oordeelt dat het voor de betrokkene duidelijk had moeten zijn dat de aanvang van zijn studie per 1 november 2015 zou leiden tot een lagere Wajong-uitkering. Dit wordt versterkt door het feit dat de betrokkene in de periode in geding naast de Wajong-uitkering ook studiefinanciering ontving, waardoor zijn totale inkomen hoger was dan voorheen.
De zaak is een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van de betrokkene gegrond had verklaard en het besluit van het Uwv had vernietigd. Het Uwv had eerder de Wajong-uitkering van de betrokkene herzien en een bedrag van € 9.222,91 aan onverschuldigd betaalde uitkering teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd waarom de herziening met terugwerkende kracht plaatsvond.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv zijn beleid consistent heeft toegepast en dat de betrokkene redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij een te hoog bedrag aan Wajong-uitkering ontving. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond, waardoor de herziening en terugvordering van het Uwv standhouden.