In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, werkzaam bij de politie, had verzocht om plaatsing in de functie van Senior, maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Notitie Tijdelijke Tewerkstellingen en de Aanvulling, omdat zij in de periode van 1 mei 2013 tot 11 januari 2016 niet in overwegende mate de niveaubepalende elementen van de functie had uitgevoerd. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de afwijzing van het verzoek en de beoordeling ongegrond verklaard, maar de Raad vernietigde de uitspraak voor zover deze niet besliste over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten in verband met verzoeken om schadevergoeding. De Raad oordeelde dat de korpschef de proceskosten van appellante moest vergoeden en dat het griffierecht in beroep en hoger beroep moest worden terugbetaald. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, maar corrigeerde enkele administratieve tekortkomingen.